Apollon Grigorjev (1822 - 1864)

Nee, ik houd niet, ik houd niet van haar…
’t Is de macht van 't gewone verlangen! 
Maar hoe komt het dan dat ik haar woorden wil vangen 
En met heimlijke schrik naar haar staar? 

Waarom word ik door 't simpele woord 
Van dit kind met haar vrouwelijk lachje bewogen, 
Wordt mijn rust door de schuchter-nadenkende ogen 
Van die ijle verschijning verstoord? 

Waarom ben ik toch zo van mijn stuk 
Als ik bij haar ben, blij en toch treurig, 
Waarom beef ik toch onwillekeurig 
Bij het afscheid wanneer ik haar hand even druk? 

Waarom kijk ik soms naar haar doorschijnende wang 
Met een wrok die ik niet kan verklaren? 
Waarom ben ik ook af en toe bang 
Dat ze als een verschijning ten hemel zal varen? 

En ik luister, terwijl ik geboeid naar haar staar, 
Naar haar lieflijk gepraat, naar dat kinderlijk zoete; 
Waarom zou ik toch bang zijn om haar te ontmoeten? 
Want ik houd niet, ik zweer het, ik houd niet van haar.


Wim Brands

Ik hou van vrouwen die niemand 
meer wil hebben, die oud 
getrouwd zijn 

en nooit bijzonder gelukkig. 
Romantische vrouwen, 
eenzaam, 

met kinderen en gelakte nagels. 

Vrouwen die na één whisky 
dronken zijn en niet weten 
hoe ze moeten ademen 

tijdens het zoenen. Ik hou van 
de manier waarop ze hond
zeggen of O, God. 

Vrouwen die sommige dingen 
maar één keer doen
in hun leven. 

En als ze op de grond liggen 
is daar een ouderwetse 
verklaring voor. 


Wim Brands (1959 - 2016)

Mijn liefde voor haar begon als een geloof. 
Ze was er op een dag, daarna volgden 
bedremmeld de redenen: 

haar licht loensende ogen, hoe ze sprak 
'Nee, 's middags zwem ik in de Noordzee'. 

Hoe in dat water haar armen nauwelijks 
bewogen. Eenvoudig. Achteraf is alles 
altijd eenvoudig.


Wim Brands

Verhuis naar een andere stad en laat alles
achter; betrek een hotelkamer
met dunne wanden die je alleen verlaat

voor het dagelijks eten. Op het behang
staan trouwens alle landen.
Zo begint het leven

in een doos en het rustige vergeten.
Neem elke dag een bad en kijk
daarna door de ruiten.

Het wordt, heus, eens voor altijd nacht
zonder spoken en het even verschrikkelijke
hopen.

Op een dag zie je dan hoe buiten
de mensen en hun dingen van hun namen
weglopen.

Wim Brands

Zo herinner ik me de voddenkoopman
van de overkant. Ik was in deze ontvolkte
buurt zijn laatste klant.

Zittend aan het raam zie ik nog zijn volle kar staan.
Midden op de weg. Hoor zijn roep. Wat vrolijk
en somber stemt, want

als ik er niet meer ben, wie herinnert zich
dan zijn stem?

Francisco de Quevedo 1580 - 1645

Hoe ben jij uit de handen mij gegleden! 
Hoe snel ben jij verstreken, mijn bestaan! 
Hoe stil, ach kille dood, kom jij gegaan 
om met je schreden alles te vertreden! 

De zwakke aardse wal beklim jij, wrede, 
waarop de wakkere jeugd denkt te weerstaan, 
maar voor de dag zijn vleugels uit kan slaan 
verwacht mijn hart zijn laatste vlucht voor heden. 

Ach sterflijke natuur, ach barre nood! 
Waarom kan ik niet naar de toekomst streven 
en toch geen tol betalen aan de dood! 

Elk ogenblik dat mensen wordt gegeven 
vermaant met een nieuw deurwaardersexploot 
hoe broos, hoe schamel en hoe leeg wij leven.



John Keats 1795 - 1821

Wanneer ik vrees dat ik voorbij zal gaan 
Voor deze pen mijn vruchten kan vergaren, 
Voor stapels boeken mijn schriftuur bewaren 
Als rijke oogstschuren het volrijp graan; 
Wanneer ik van een groots verhaal 
wolken voor de sterrennacht zie zweven 
En denk dat ik nooit lang genoeg zal leven 
Om hun schim om te toveren in taal; 
En als ik voel, mooi wezen van een uur! 
Dat straks mijn oog nooit meer op u zal rusten, 
Nooit meer de liefde mij met wonder vuur 
Verrassen zal dan blijf ik op de kusten 
Der aarde eenzaam in gedachten staan 
Tot roem en liefde in het niet vergaan.



Wim Brands

NAUWELIJKS 

Er is nauwelijks een verhaal. 
Er is nauwelijks verleden. 
Er is nauwelijks toekomst. 
Er is een gele vlinder 
die onder mijn ogen 
zijn vleugels opent 
en de stad onder 
zijn hoede 
neemt.




Fernando Pessoa

Wat wij ook schrijven, zeggen of zelfs lijken 
Wij blijven ondoorgrondbaar. Wat wij zijn 
Zal uit geen woord of boek ooit kunnen blijken. 
Zelfs ons blijft onze ziel een ver domein. 

Hoe wij ook in gedachten mogen streven 
Een ziel te zijn die zich naar buiten wendt, 
Ons hart is niet in staat zich bloot te geven. 
In wat wij tonen worden wij miskend. 

De kloof van ziel tot ziel valt niet te dichten 
Door een gedachtesprong of schone schijn. 
Alleen tot onszelf kunnen wij ons richten, 
Wanneer wij willen uiten wie wij zijn. 

Wij zijn slechts dromen van onszelf, fantomen 
Die ieder dromen van elkanders dromen



Charles D'Orléans (1394-1465)

De Tijd wierp weer zijn mantel neer 
Van wind, van vrieskou en van regen 
En heeft een fleurig kleed gekregen. 
Van klare zon en stralend weer. 

Er is geen wild of vogel meer 
Wiens roep of zang het houdt verzwegen: 
De Tijd wierp weer zijn mantel neer 
Van wind, van vrieskou en van regen. 

Rivier en bron en beek gaan weer 
In glanzende livrei bewegen, 
Met zilver druppels rijk doorregen 
Geen draagt zijn kleren van weleer: 
De Tijd wierp weer zijn mantel neer 
Van wind, van vrieskou en van regen.


Ellen Warmond (1930 - 2011

’s Avonds het lichaam losmaken 
uit een kluwen langdradige daden 

en slapen 

’s Morgens de draad weer opnemen 
(gister is mist) 
langzaam en eindeloos 
geduldig beginnen te kruipen 
door het oog van de volgende naald.



Armando

Waar kan men troost vinden. 
Niet meer bij de medemens, 
dat schijn je zelf verknoeid te hebben. Waar dan. 
Als het niet bij de medemens is, 
dan wel bij dat wat ie voortgebracht heeft: de kunst. 
Soms kan men troost vinden in de natuur. 
De natuur lijkt vredig maar is het niet. 
Daarom is de natuur erg mooi. 
Maar is troost werkelijk nodig? 
Kan het niet zonder?'




Paul Celan (1920-1970)

IRISCH 

Gib mir das Wegrecht 
über die Kornstiege zu deinem Schlaf, 
das Wegrecht 
über den Schlafpfad, 
das Recht, daß ich Torfstechen kann 
am Herzhang,
morgen


Wim Brands (1959-2016)

Maar eerst is er een oude jas. Nu hangt hij
aan de kapstok, binnenkort wordt hij
verbannen naar het hok.

En eerst is er een avond waarop ik aarzel
naar buiten te gaan. Buiten is het koud
In gedachten trek ik voor het eerst

die oude jas aan. Ik ben alleen op straat.
Wie had dat durven hopen. Ik kijk
in de ruiten en zie

voor het eerst mijn vader in deze stad lopen.
‘Waar ga je heen?’ ‘Nergens heen.’
‘Dan gaan we dezelfde kant op.’


H.H. ter Balkt (1938-2015)

Stoppelvelden

Het stoppelveld was er wanneer de herfst kwam.
Steevast hing er een groene maan op het bos
als het nacht werd. En allerhande gedierte
rende op het stoppelveld elkanders staart na.

Het stoppelveld vermengde als een stokoude
alchimist de twee werelden, van de oogst en
het roemloze einde: de herfst; bittere baardgroei
van de ontgoochelde kunsten; de regenval.

Hoe winkelhaakten hazen en ketsten de schoten
op het rottende stoppelveld waar de winden
overheen ruisten als bruine uilen. Niets stak
filosofie meer naar de kroon dan de laatste

schoven, achtergebleven op t geel stoppelveld:
te vervallen voor berging zagen zij nooit
de schuren, werden t stervenshonk voor de hazen
en een banket voor de vleugellamme fazant.

Stoppelvelden, met jullie gloed van koud vuur,
stoppelvelden, hellebaarden van de gevoelens,
stoppelveld, hoe herkende ik toch zo vroeg al
in jou mijn troosteloos leven & regenachtig einde.


Emily Dickinson (1830-1886)

I dwell in Possibility – 
A fairer House than Prose – 
More numerous of Windows – 
Superior – for Doors – 

Of Chambers as the Cedars – 
Impregnable of eye – 
And for an everlasting Roof 
The Gambrels of the Sky – 

Of Visitors – the fairest – 
For Occupation – This – 
The spreading wide my narrow Hands 
To gather Paradise –

Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

The time will come
when, with elation
you will greet yourself arriving
at your own door, in your own mirror
and each will smile at the other's welcome,

and say, sit here. Eat.
You will love again the stranger who was your self.
Give wine. Give bread. Give back your heart
to itself, to the stranger who has loved you

all your life, whom you ignored
for another, who knows you by heart.
Take down the love letters from the bookshelf,

the photographs, the desperate notes,
peel your own image from the mirror.
Sit. Feast on your life. 


Hagar Peeters

Schep ons een ochtend 
een doortocht, een nieuwe geboorte.
Schep ons zonovergoten
een schaduw waar nodig,
iets wat de dorst lest,
een vader een moeder in alles
hun liefdevolle aanwezigheid kenbaar.
Schep ons ontembaar
voor beulen en beesten
bedeesd in de hoek
tot de orde geroepen.
Schep ons het ijs op
met vlaggetjes vroeger,
papier waarmee bootjes
klaar voor de afvaart.
Schep ons de weg
en de waarheid die laat komt.
Schep ons de straathond
een bak en onthongerd.  


Dag Hammarskjöld (1905 - 1961)

Ieder ogenblik kies je je eigen ik.
Maar kies je – jezelf?
Lichaam en ziel hebben duizend mogelijkheden,
waaruit je vele ego’s kunt opbouwen.
Maar slechts één van deze geeft congruentie
tussen de kiezer en het gekozene.

Slechts een – die je pas dan vindt,
als je alle kansen op iets anders uitschakelt
waar je nieuwsgierig naar tast,
verlokt door verwondering en begeerte,
te oppervlakkig en te vluchtig om vast verankerd te blijven
in het hoge mysterie dat leven heet –
te oppervlakkig ook om voortdurend het besef te bewaren
van het toevertrouwde talent dat ‘ik’ heet.



Czeslaw Milosz (1911 - 2004)

Ik wierp bij het ochtendgloren een blik door het raam en ik zag een
jonge appelboom, doorzichtig in het klare licht. 

En toen ik weer bij het gloren naar buiten keek, stond daar een grote appelboom, 
beladen met vruchten. 

Er moesten dus vele jaren zijn verstreken maar ik herinner me niets 
van hetgeen in mijn slaap gebeurd is 


Hendrik Marsman (1899 - 1940)

Toen zei de man: ik ben moe;
vijand laat van mij af;
ik verweer mij niet meer;
ik lig nog maar wat en wacht af
of ik gehaald word vannacht.
en de priester: ik breng u den Heer.
maar hij met een laatsten slag
sloeg het kruisbeeld weg van zijn mond
en krijste: ga weg -
neem mijn laatst bezit mij niet af:

MIJN zonden gaan mee in MIJN graf.


Anne van der Krogt

The trees on this green have eyes
And soft silver leaves
Maimed into sight
Their gentle touch rewarded



Ingrid Jonker (1933-1965)

Ek het gedink dat ek jou kon vergeet,
en in die sagte nag alleen kon slaap,
maar in my eenvoud het ek nie geweet
dat ek met elke windvlaag sou ontwaak:

Dat ek die ligte trilling van jou hand
weer oor my sluimerende hals sou voel …
Ek het gedink die vuur wat in my brand
het soos die wit boog van die starre afgekoel.

Nou weet ek is ons lewens soos ’n lied
waarin die smarttoon van ons skeiding klink
en alle vreugde terugvloei in verdriet
en eind’lik in ons eensaamheid versink.


Tomas Tranströmer (1931 - 2015)

Moe van iedereen die met woorden komt, met woorden maar niet met taal
begaf ik mij naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich naar alle kanten uit!
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal maar geen woorden.


Anne-Marie ten Berge

Het onbereikbare 
reikt verder dan ver.

Kom grote liefde
maak je zichtbaar
maak je kenbaar.

Reis dwars door 
horizon en vergezicht.

Kom.

Je voeten zal ik wassen.
Je lippen zal ik strelen.
Je ogen zal ik drogen.

Kom en blijf.

Charles Bukowski (1920 - 1994)


Style is the answer to everything.
A fresh way to approach a dull or dangerous thing
To do a dull thing with style is preferable to doing a dangerous thing without it
To do a dangerous thing with style is what I call art

Bullfighting can be an art
Boxing can be an art
Loving can be an art
Opening a can of sardines can be an art

Not many have style
Not many can keep style
I have seen dogs with more style than men,
although not many dogs have style.
Cats have it with abundance.

When Hemingway put his brains to the wall with a shotgun,
that was style.
Or sometimes people give you style
Joan of Arc had style
John the Baptist
Jesus
Socrates
Caesar
García Lorca.

I have met men in jail with style.
I have met more men in jail with style than men out of jail.
Style is the difference, a way of doing, a way of being done.
Six herons standing quietly in a pool of water,
or you, naked, walking out of the bathroom without seeing me.


Michel Faber

De op één na laatste keer

We wisten nooit wanneer
het voor de allerlaatste keer
zou zijn.
We wilden dat per se
niet weten.

We vreeën
de op één na laatste keer
steeds weer de op één laatste keer,
zo vaak als de tijd
ons dat toestond.

We gingen naar bed
en legden onze hoofden
naast elkaar, om te zien
waar je was gebleven.

Je ziekte vormde een
immens gebied, maar toch
wisten we je keer op keer

terug te vinden.


Bart Stouten

Het is altijd hoekje om
en spurten naar de dood,
rennen zo snel je maar kan.
Wil je hem begrijpen.

En dan een warme rilling
van opluchting door je lijf.
Dat het levenlang denken
over is, nu je thuiskomt.

Gered uit een plas:
Gods tedere herinnering aan jou.
Een afgeprijsde teddybeer.
Je bloed is blijven liggen.

Maar het is altijd een dans
van bladeren rond een regenjas.
Een leven dat dronken zwalpt
op straat. Wanneer ik aan je denk.

Altijd een mist die voorbij rolt,
ons beiden omsluit. Wanneer jij
met je handen een sigaret omkranst.
Het lege landschap waar we woonden

naast elkaar:
voor jou is het uit. Voor mij
gaat een vriendschap nu beginnen.
In het vlammetje met je hoop.


Pier Paolo Pasolini (1922-1975)

Ik besta als kracht van het verleden.
In traditie alleen bestaat mijn liefde.
Ik kom van de ruïnes, de kerken,
de altaarstukken, de verlaten
bergdorpen in de Apennijnen of Voor-Alpen
waar mijn familie heeft gewoond.
Als een gek loop ik langs de Via Tuscolana
langs de Appia als een hond zonder baas,
of bezie de schemer, de ochtend
boven Rome, de Ciociaria, de wereld,
als eerste bedrijvan van de Nageschiedenis,
die ik op mijn identiteitsbewijs mag bijwonen,
aan de verste zoom van een dood en begraven tijdperk.
Misgeboorte wie ter wereld komt
uit de schoot van een dode vrouw.
En ik, volwassen vrucht, zwalk rond
actueler dan alle actualiteit
op zoek naar familie die niet meer is.


Ingrid Jonker (1933 - 1965)

Ik had gedacht dat ik je kon vergeten,
en in de zachte nacht alleen kon slapen,
maar in mijn onschuld heb ik niet geweten
dat ik bij elke windvlaag zou ontwaken:
Dat ik lichte trilling van je hand
weer langs mijn sluimerende hals zou voelen –
Ik die dacht dat het vuur in me brandde
als de witte sterrenbaan zou zijn afgekoeld.
Nu weet ik dat onze levens zijn als een lied
waarin de smarttoon van onze scheiding klinkt
en waar alle vreugde terugvloeit in verdriet
en uiteindelijk in onze eenzaamheid verzinkt.



Emily Dickinson (1830–86)

WILL there really be a morning?
Is there such a thing as day?
Could I see it from the mountains
If I were as tall as they?
  
Has it feet like water-lilies?  
Has it feathers like a bird?
Is it brought from famous countries
Of which I have never heard?
  
Oh, some scholar! Oh, some sailor!
Oh, some wise man from the skies!
Please to tell a little pilgrim
Where the place called morning lies!



Leo Ross

Ik had juist vriendschap gesloten
met de wolken, broederschap met de regen
gedronken en me verzoend
met een leven van herfstige kleur

toen als een allang niet meer verwachte gast
stralend en majesteitelijk, sierlijk
als een oosterse danser, de zon
lachend in het strijdperk trad

sindsdien beijver ik mij onophoudelijk
bossen rozen te kopen en te kussen
en langzaam rood wordend
de zon het hof te maken

en als de wind de komende herfst
mij aanklaagt en de regen mij huilerig
van ontrouw beticht, dan pak ik mijn koffer
en vertrek met de noorderzon.



Stef Bos

As ek oud word
Wil ek oud wees
Geen gladgestrykte plooie
Geen uitgewiste spore
Van geluk en verdriet
Maar ‘n oop verlede
‘n Landkaart
Wil ek wees
Waarop jy my lewe
Kan lees


Toon Tellegen

'Kom terug.' 
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen 
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken 
dat ik ze dacht...

en als iemand dan terug zou zeggen 
of desnoods alleen maar terug zou denken 
op een ochtend: 
'Ja.'



Anne Vegter

We lachten zo schel dat we bekend raakten om onze vrolijkheid,
aan ons merkte je niets. We kozen brillen, haastige, we droegen
zweetbeslagen glazen, zagen gezichten noch gezegden, woorden,
letters lazen we maar even niet. We sloegen regels in de wind

van de taal: (hullie zullie of hoe zeg je dat hunnie of laat ook maar).
Moesten we luidop lijstjes lezen, op werk zeiden we niet geweten,
bril vergeten. We wachtten vrolijkheid die zomaar niet kwam. Thuis
zwegen de dingen en de dieren zoals in grotten van voor tekens

van leven. Mensenschrift. Ergens begonnen, toen op drift en nu
doet iedereen het, zeggen ze, maar het alfabet is misschien
niet helemaal eerlijk verdeeld. Waar waren we toen de letters
werden geschud? Is er nog over van de spelling? Mogen wij ook?